Hilde Meily laat foto's zien van 'haar' kinderen in Indonesië.
Hilde Meily laat foto's zien van 'haar' kinderen in Indonesië. Foto: Bob Awick

'Ik verwacht hier niet echt iets voor terug'

BUSSUM / JAKARTA - Adoptie op afstand is het financieel ondersteunen van kinderen in een ontwikkelingsland. Hilde Meily is zo'n vrouw die 'moedert' vanuit Bussum over haar vier Indonesische kinderen. Soms is er een algemene brief, soms een lachende foto, maar echt contact was er nooit. Tot nu: journaliste Kimberley van Heiningen zocht de kinderen op.

Ik voel me net Robert ten Brink met de door Hilde Meily geschreven brieven in haar best mogelijk Bahasa op zak. Of ik deze aan de jongens - 'haar' jongens - kan overhandigen. Ik ga op zoek naar de jongens van het kindertehuis, maar het geluid is me voor. Ze schreeuwen en rennen energiek over het voetbalveld. De zon brandt op de verhitte gezichten, het zweet druipt van hun kin. Misschien is het de nervositeit, misschien enkel verlegenheid, maar de sfeer slaat meteen om zodra ik dichter bij het veld kom. Wie is die buleh - buitenlander - die de wedstrijd zo abrupt durft te verstoren?

Ik vind Danny en Adnan niet op het veld, maar daarbuiten. Ze weten niet goed waar ze kijken moeten. Ze lijken exact op de foto die Hilde Meily in haar woonkamer heeft staan. Uit beleefdheid scheuren de jongens de brief niet open. Ze lachen voorzichtig, maar echt enthousiasme is niet te bespeuren. Hun glimlach is moeilijk te duiden. De glimlach van een Indonesiër heeft zeker honderd betekenissen.

Met het oog op de toekomst
Hilde Meily is een vrouw op leeftijd die - wanneer ze spreekt over haar adoptiekinderen - dezelfde twinkeling in haar ogen heeft als iedere moeder, een blik uit duizenden. "Agnes, Danny, Adnan en Noor zijn de namen van de vier aangenomen kinderen die als levende kinderen leven in mijn hart. Hun foto's zijn daar een afbeelding van. Een levend beeld van hun zorgen en verdriet die ze vanuit hun verleden met zich mee dragen. Door mijn aandacht en financiële ondersteuning wil ik meeleven in dat verleden en meer nog met de hoop op een betere toekomst."

Ze ondersteunt de vier kinderen van basisschoolleeftijd bij stichting Panti Asuhan. De doelstelling van deze stichting bestaat uit het helpen van kinderen in Indonesië in het algemeen en het steunen van de vier Vincentius kindertehuizen op Java in het bijzonder. Door maandelijks een donatie van 25 euro voor een kind over te maken, hebben zij een dak boven hun hoofd en genieten zij onderwijs. Vooral dat laatste is essentieel om een verschil te kunnen maken in Indonesië.

Dick Marjot - woonachtig in Muiderberg - is de secretaris van de stichting en zegt hierover: "Educatie geeft kinderen een kans op een betere toekomst dan hun ouders. Deze zijn vaak al overleden of hebben hun kroost noodgedwongen af moeten staan door de schrijnende financiële situatie waarin veel Indonesiërs verkeren." Zeker 120 miljoen mensen - de helft van de bevolking - leeft onder de armoedegrens van 2 dollar (1,45 euro) per dag.

Zou het goed met ze gaan?
De donaties richting Jakarta zijn hierdoor zeer gewenst, dan wel broodnodig. Gelukkig groeit de stichting Panti Asuhan. De donateurs zijn veelal Nederlands of Nederlands met Indonesische roots. Deze donateurs doen een periodieke donatie, een eenmalige donatie of doen een adoptie op naam, zoals Hilde Meily.

Dick Marjot: "Donaties zijn nodig, maar gelukkig groeien we. Ik merk dat veel Nederlanders door onze geschiedenis op de een of andere manier een band hebben met Indonesië – opa's, oma's, noem maar op. Dat is positief. Daarbij gaat het na jaren intensief werken in Jakarta nu zo goed met onze weeshuizen dat we de touwtjes kunnen laten vieren. We kunnen hier dus een stap terug doen en de Indonesiërs voor zichzelf laten zorgen, maar natuurlijk nog niet te veel. Doordat we iets meer op de achtergrond kunnen treden op Java kunnen we uitbreiden met bijvoorbeeld een kindertehuis op Bali. Ook daar is de armoede groot. Onze stichting bestaat nu 37 jaar en ik kan wel zeggen dat wij echt wat hebben opgebouwd in die tijd."

Met 'wij' doelt Dick Marjot op de katholieke broeders en zusters die jaren terug naar Indonesië zijn afgereisd en de lokale mensen die zich vandaag de dag twentyfour/seven inzetten voor de kinderen. Bij 'wij' zou je ook een beetje aan Hilde Meily kunnen denken. Zij leeft iedere dag met de kinderen in haar hart zonder dat er ooit persoonlijk contact is geweest. "Jammer, maar het is niet anders. Het zou leuk zijn als ze me zouden schrijven, maar ik wil ze vooral helpen. Ik verwacht hier niet echt iets voor terug. Al wil ik natuurlijk wel graag weten of het goed met ze gaat."

Levende foto's
Het antwoord ligt in Jakarta. Het jongensweeshuis lijkt exact op de foto's. Broeder Paul Siseng is het hoofd van het kindertehuis en ontvangt me enthousiast. De taalbarrière - meneer Siseng spreekt bijna geen Engels - lijkt even niet te bestaan. Hij geeft een rondleiding door het weeshuis, zijn levenswerk. Trots op wat hij heeft bereikt laat hij alles zien: de slaapzaal, de binnenplaats, de immense keuken om alle jongens te voeden. Zo onpersoonlijk als Jakarta is, zo goed kent Siseng de 300 jongens die hier wonen. Iedereen kan in Jakarta opgaan in de massa bestaande uit 8,9 miljoen inwoners. Hier niet.

Eenmaal opgevangen in het kindertehuis willen de meeste kinderen niet meer naar huis, vertelt Siseng. Natuurlijk missen de kinderen soms hun ouders, maar deze kunnen gewoon op bezoek komen. Het weeshuis heeft verder alles wat een kind nodig heeft zoals eten, onderdak en verzorging. Daar zorgt de stichting wel voor.

Siseng zegt hierover: "Hier krijgen de kinderen de kans zich te ontplooien en zich zo klaar te stomen voor de arbeidsmarkt. We proberen de jongvolwassenen zo goed als het kan te ondersteunen bij een eventuele vervolgstudie of het vinden van een goede baan. De kinderen groeien hier echt op. De kleintjes worden groot en wij bieden hier zo'n 300 jongens onderdak tot hun achttiende levensjaar. Het is één grote familie.'

Gemengde gevoelens
Het is gek te bedenken dat Hilde Meily iedere dag aan deze kinderen dacht, denkt en altijd zal denken, terwijl de kinderen zich niet bewust lijken te zijn hoe groot haar rol is bij hun kans op een betere toekomst, een felbegeerd plekje in de maatschappij. Dick Marjot lacht en schudt zijn hoofd: "Dan kunnen we wel aan de gang blijven. De kinderen weten dat er donateurs zijn, maar verder is er geen persoonlijk contact met deze personen. Dat is ook geen hoofddoel. Contact zoeken met de kinderen is een keus van de donateur."

"Eens in de drie à vier jaar reis ik naar Indonesië om zelf te kijken hoe de zaken ervoor staan. Dan maak ik ook foto's van de kinderen voor de donateurs die hier behoefte aan hebben. Brieven schrijven mag altijd, al raad ik altijd aan geen retouradres op te schrijven. Er zou dan wel eens een bedelbrief op de mat kunnen vallen. Je kunt die kinderen geen ongelijk geven, ze hebben natuurlijk niet zoveel. Aan de andere kant kan de donateur dan wel het gevoel krijgen dat een donatie niet genoeg is en dat is het natuurlijk wel." Dick Marjot benadrukt dat zo'n 98% van de inkomsten naar de kinderen gaat. Contact met de kinderen kan hij donateurs dan niet garanderen, dat er in afstand geen euro verloren gaat wel.

Toch beloven de jongens in Jakarta plechtig te schrijven naar Bussum. Of deze belofte het aantal kilometers, de taalbarrière en de cultuurverschillen overleeft, is de vraag. Hilde Meily is desondanks gelukkig. Zij heeft haar antwoord, 'haar' jongens hebben het goed.

Het kindertehuis op Java.