Zo tekende J.C. Grieve Jr. in 1883 de gevolgen van een kruitexplosie in Muiden.
Zo tekende J.C. Grieve Jr. in 1883 de gevolgen van een kruitexplosie in Muiden. Foto: Picasa

Muiden, een explosief stadje


Muiden is door de eeuwen heen een explosief stadje geweest. Behalve het explosieve karakter van de kruitfabriek de Krijgsman fungeerde het Muiderslot ooit als opslagplaats voor oorlogstuig en munitie. Hoe daar in 1807 op gereageerd werd door bestuurders en inwoners wist H.P. Moelker te achterhalen.

Het Muiderslot, een indrukwekkend bouwwerk uit de 13e eeuw, daarvoor een tol- of wachthuis, heeft een rijke historie. Het slot heeft door de eeuwen heen een stempel gedrukt op de stadsregering en de Muidenaren.

We weten dat het slot gedurende de Franse overheersing 1795-1813 als magazijn voor oorlogsmunitie dienst heeft gedaan. Zo werd in het jaar 1805 het slot aan het ministerie van Oorlog afgestaan voor berging van oorlogstuig. Waaruit bestond dit oorlogstuig?

De stadsregering van Muiden schreef in 1807 een brief aan de Koning van Holland, Lodewijk Bonaparte. De brief begint met de aandacht van de koning te vragen voor een onderwerp dat van het allergrootste belang is; niet alleen voor de stad Muiden. maar ook voor een groot deel van het vaderland. Het stadsbestuur wijst op de aanwezigheid van het slot binnen zijn grenzen dat door de eeuwen heen tot verblijf van de Hollandse graven heeft gediend. “Thans (1807) is het slot nog in goede staat van onderhoud en wordt met grote kosten in deze staat gehouden.” Na deze mededeling kwam de stadsregering tot het feitelijke doel van deze brief: de munitieopslag. Explosieven op twee plaatsen, het kasteel én de kruitmolen de Krijgsman, was te veel. Een vonk in de explosieven en de ramp voor de stad Muiden was niet te overzien. Het stadsbestuur wees de koning dan ook op de ernstige toestand en de consequenties voor de stad. Reeds hadden verscheidene gegoede burgers Muiden verlaten “beducht voor verlies van goed en leven”.

Hierdoor waren de beste huizen leeg komen te staan, alleen de minvermogende bleven en dat had op de stad een negatieve uitwerking. De bevolking was bang dat Muiden hetzelfde lot zou treffen als de stad Leiden onlangs (eerder in 1807) was overkomen toen een kruitschip ontplofte waarbij een hele wijk werd vernield.

Vandaar de brief waarin het bestuur van de stad Muiden ook nog meldde dat te Muiden geen 36.000 ponden zoals in Leiden, maar 200.000 ponden kruit lagen opgeslagen. Bij een ontploffing zouden niet alleen het kasteel en een groot aantal huizen en gebouwen vernield worden, ook de zeedijk waaraan het slot ligt, de zeesluis en de kruitmolen de Krijgsman. De steden Weesp en Amsterdam zouden de ernstige gevolgen ervan ondervinden. Om nog maar niet te spreken over de mensen en dieren die zouden omkomen. De vernieling van de zeedijk en de schutsluis zou tot gevolg hebben dat het land tot aan Utrecht overstroomde. Een nationale ramp zou het vervolg zijn.

Nu zou de aanwezigheid van explosieven niet zo verontrustend zijn als dat gevaarlijke goed onaangeroerd bleef liggen, maar de bevolking zag dagelijks dat militairen naar het slot gingen om de munitie te behandelen. Het luchten en drogen, verkuipen van vaten gebeurde niet alleen overdag, maar ook ’s nachts bij lantaarnlicht. Een kleine onvoorzichtigheid kon catastrofale gevolgen hebben.

Met de woorden: “Wij bevelen Uwe Majesteit in de bescherming des Allerhoogsten” eindigt deze voor de Muidense historie belangrijke brief.

Bron: december 1987, de Nieuwe Weesper. H.P. Moelker (1921-2001) was amateurhistoricus en auteur van een aantal boeken en artikelen. Hij was bestuurslid van de HK Stad Muiden.

Muiden vanaf de zuidzijde. Plaat met tekst uit De Nederlandsche Stad- en Dorpbeschrijver van L. van Ollefen, 1795.
'Gesigt op ’t Slot te Muiden’. Steendruk door Barend Cornelis Koekoek, 1850.