De familie Veffer.
De familie Veffer. Foto: PR

Vanaf eind 1941 wordt het menens;
Tijd voor 'de Veffers' om te verdwijnen

De Joodse familie Veffer zit in de oorlog ondergedoken op de Vaartweg 26 in Bussum. In het kader van 75 jaar bevrijding leest u in drie afleveringen hun belevenissen.


BUSSUM Aan de Stationsstraat 34 in Bussum is de bloemenwinkel van Jonas Veffer. Hij is met zijn vrouw Sara en zijn gezin in 1932 vanuit Amsterdam naar Bussum gekomen en woont boven de winkel. Het gezin telt zes kinderen, vijf jongens en een meisje.

Het is een volstrekt doorsneegezin: de kinderen gaan in Bussum naar school, ze zijn lid van BFC, de Bussumse voetbalclub waar vader Jonas in de kantine staat, dochter Rachel speelt accordeon, de kinderen bezorgen bloemen bij klanten, spelen in de velden rondom Bussum en hebben een prettige jeugd. Qua Joods-zijn zijn ze traditioneel, op hoogtijdagen komen ze in de synagoge aan de Kromme Englaan.

Stante pede

De bezetting op 10 mei 1940 brengt paniek: van verhalen van Duitse vluchtelingen, waarvan er velen in Bussum zijn, weten ze dat de nazi’s het niet best voor hebben met de Joodse bevolking. Het hele gezin reist stante pede af naar familie in Amsterdam, maar komt al snel weer terug naar Bussum: vooral Sara heeft het gevoel dat ze in Bussum een grotere kans maken om te overleven.

Einde aan droom

In het eerste oorlogsjaar lijkt alles nog enigszins zijn gangetje te gaan, maar vanaf eind 1941 wordt het menens: Joden worden ontslagen, bedrijven onteigend, ze moeten met een Jodenster op hun kleren over straat, en voor de 14-jarige Max Veffer komt een einde aan zijn droom om voetballer te worden: hij moet van voetbal af.

Ze wil haar hele kinderschaar bij zich in de buurt hebben

NSB'ers

Op een ochtend gaat Jonas de winkel openen als hij op de etalage het woord 'JOOD' gekalkt ziet. Een grote ster ernaast. Hij begint het schoon te maken, terwijl de NSB'ers die dit kunstwerk hebben verricht, beginnen te protesteren. De hele buurt bemoeit zich ermee en de politie komt tussenbeide. Het wordt tóch schoongepoetst. Diezelfde dag komt uit solidariteit heel Bussum de winkel leegkopen - ondanks het bordje 'Alleen voor Joden' aan de deur - en de familie Veffer krijgt de hoognodige inkomsten.

Té riskant

De familie besluit dat boven de winkel wonen té riskant wordt en weet met hulp van een aantal bevriende artsen de kinderen te laten onderduiken als 'patiënten' in de Majellakliniek en in het Diakonessenziekenhuis. De ouders en de twee oudsten zitten bij verschillende vrienden in Bussum. Als één van de jongens uit de Majellakliniek wordt opgepakt en naar een Joods weeshuis in Amsterdam is gestuurd, reist Sara Veffer onmiddellijk (zonder ster) naar Amsterdam en weet haar zoon naar buiten te smokkelen. Bijna alle kinderen in het weeshuis zouden later omkomen. Vanaf dat moment kent Sara geen rust meer: ze wil haar hele kinderschaar bij zich in de buurt hebben, maar wie wil er een gezin van acht man opnemen?

Familie Makkinje

Dochter Rachel Veffer heeft een goede schoolvriendin, Annie Makkinje, wier vader steenhouwer is aan de Vaartweg. Gerrit en zijn vrouw Tjitske Makkinje zijn na enige overreding bereid alle acht Veffers in huis te nemen. In het begin is er nog wat vrijheid van beweging voor de onderduikers: ze kunnen gebruik maken van de wc, Sara kan nog in de keuken koken, maar als er steeds meer huiszoekingen komen, mogen ze niet meer van de kamer op de eerste verdieping aan de straatkant af.

Een kamer van 3 bij 3,5 meter, met één bed, een kacheltje, een tafeltje en twee stoelen: dat is het decor geworden voor de bijna drie jaar die volgen.

Bronnen: Hidden for 1000 days, Sara Veffer & Ray Sonin, Delpher.nl, interviews met Max en Rachel Veffer

Een advertentie uit de krant.
De woning aan de Vaartweg 26.