Koehaarspinner (coll. Hilversums Archief).
Koehaarspinner (coll. Hilversums Archief). Foto: Picasa

Uit de historie van Bussum en het Gooi

Koehaar en kinder(arbeid)

Rond 1750 was in Hilversum ontdekt dat van koehaar tapijten konden worden geweven. Zo ontstond in het Gooi een industrie van koehaartapijten. Koehaar was als afvalmateriaal van leerlooierijen en slachthuizen goedkoop en de tapijten waren vanwege de stugge en sterke koeharen onverslijtbaar. De tapijten waren ook goedkoop door de erbarmelijke arbeidsomstandigheden van werkers in deze industrie.

'In het Gooi, het land van de koehaarspinnerij en tapijtenweverijen, heeft de huisindustrie lang stand gehouden. Juist anders dan elders is hier het spinnen steeds huisarbeid gebleven die verricht werd door vrouwen, kinderen en oude gebrekkige mannen, terwijl het weven in de fabrieken plaatsvond. Dat het spinnen hier niet naar de fabriek is overgebracht, is vermoedelijk te verklaren door de omstandigheden, dat tewerkstelling van deze 'personae miserabiles' half het karakter had van armenzorg.' *)

Het koehaar, afkomstig van langharig rundvee, werd als afvalmateriaal van slachthuizen e.d. goedkoop ingekocht in o.a. Noord-Duitsland en Denemarken. De koeharen werd ongezuiverd, geklit, bebloed, smerig en stoffig in balen aangevoerd. De eerste bewerkingen bestonden uit het ontklitten en kaarden van de haren, die daardoor geschikt werden gemaakt voor het eigenlijke werk: het spinnen tot voor de weverijen geschikte draden. Deze zware, vieze en stoffige bewerkingen werden in vrijwel alle Gooise dorpen, o.a. in Bussum, als bijverdiensten op de kleinschalige boerenbedrijfjes verricht. Gewerkt werd meestal in de enige ruimte waarover het gezin beschikte. Daar verspreidde zich een ongezonde dikke grijze laag stof. En dat terwijl die ruimte was bestemd voor leven, eten, ontspannen en soms ook nog voor de nachtrust. Veel van dit ongezonde en onsmakelijke werk werd gedaan door hele jonge kinderen, inzet van 6-jarige kinderen was geen uitzondering. De fijne kindervingertjes waren bij uitstekend geschikt om de taaie koeienharen te ontklitten. In de weverijen stonden iets oudere kinderen al vroeg aan de weefgetouwen. Zowel voor arbeiders als voor kinderen worden werktijden vermeld van twaalf uur en meer per dag. In de loop van de 19e eeuw begon men zich te bekommeren om de jonge kinderen die door de industrie- en thuisarbeid zowel lichamelijk als geestelijk werden opgebruikt. Rond 1850 werden de eerste stapjes gezet voor enige beperking van de arbeidsduur. In 1874 werd, door aanname van het Kinderwetje Van Houten, beperking van kinderarbeid wettelijk vastgelegd. Pas in 1900, met de invoering van de Algemene Leerplichtwet, ging kinderarbeid formeel tot het verleden behoren. In het begin van de 20e eeuw werd in deze regio de fabricage van koehaartapijten beƫindigd.

Ben Koning

Bronnen:

I.J. Brugmans. De arbeidende klasse in de 19e eeuw 1813-1879 *) ingekort citaat

J.C. Vleggeert. Kinderarbeid in de negentiende eeuw

Langharig rund.
Afbeelding
Koehaartapijt (coll. Openluchtmuseum Arnhem).