Afbeelding
:

Duits noodgeld uit de Hilversumse Meent

Ik kende dit geld nog uit mijn jeugd. Oom Willie van de Graaf Florislaan 6 uit Bussum had er een doos vol van. De miljoenen en de miljarden lagen voor het opscheppen. Onlangs kreeg ik echter iets bijzonders onder ogen.

Soms krijg ik een mailtje van een lieve oude vrouw van de Hilversumse Meent. Ik doe weleens een klein klusje voor haar (91 jaar!) en dan heeft ze een paar spulletjes voor mij. Zo ook kort geleden. Ik kwam thuis met een paar veelbelovende kartonnen doosjes vol snuisterijen en boekjes. Ook een dikke enveloppe, met daarin een klein stapeltje Duits noodgeld. Een paar grote lappen van duizenden marken en wat simpelere van 100. Mijn aandacht werd meteen getrokken door een stuk of twintig nog geheel onbezoedelde biljetten van een paar steden: pfenningen en marken. Het bijzonderst waren bij nadere beschouwing echter biljetten van 25, 50, 100, 300 en 1000 mark van de stad Bielefeld. Bij 'biljetten' denk je meteen aan papier, maar deze bleken van stof te zijn: linnen en pure zijde! Dat van linnen, het 100 markbiljet, was zelfs zo gemaakt dat het leek alsof het een klein sierkleedje was. In die dagen, rond 1920-1921, was er in Duitsland hyperinflatie gaande en het geld had geen waarde meer. Kocht je 's ochtends een brood voor 1000 mark, dan was het 's avonds al 10.000. Er was geen waardegevoel meer en bijna geen papier om te drukken. Restanten stof, spaanders hout, stukken leer, of voor munten porselein, werden nu gebruikt. Het noodgeld is nu in handen van een verzamelaar.