Betty Mock ontdekte haar eigen geschiedenis pas tien jaar geleden.
Betty Mock ontdekte haar eigen geschiedenis pas tien jaar geleden. Foto: © Bob Awick

'Ik besefte opeens; de Holocaust gaat ook over mij'

Algemeen

MUIDERBERG - Betty Mock uit Muiderberg had afgelopen zondag in voormalig Kamp Westerbork de eer om vijf pagina's te lezen met de namen van Joden, Sinti en Roma die in de Tweede Wereldoorlog vanuit Nederland zijn gedeporteerd en vermoord. Maandag was het 75 jaar geleden dat Auschwitz werd bevrijd. Betty verloor haar ouders en grootouders in de Holocaust. Aan de keukentafel vertelt zij tegenover deze krant haar complexe verhaal. Het is bijna niet te geloven dat ze pas een jaar of tien geleden de waarheid over haar afkomst voor het eerst ontdekte.

Het levensverhaal van Betty Mock roept nog steeds vragen op. In haar zoektocht naar antwoorden over haar herkomst werd zij samen met haar 'neef' Rob Moskou gefilmd door journalist Frénk van der Linden. Op dodenherdenking, 4 mei, zal de documentaire hopelijk worden uitgezonden.

Betty vertelt haar verhaal in haar woning in Muiderberg waar ze geniet van een prachtig uitzicht over het water. Ze is klein van stuk, maar een grootmeester in het vertellen. Of eigenlijk geen meester maar juf, want dat is haar achtergrond. Ze spreekt ook nu op 77-jarige leeftijd nog regelmatig schoolklassen toe. Dat doet zij als gastspreker van kamp Westerbork. Daarbij was ze 20 jaar betrokken bij Yad Vashem; de officiële staatsinstelling van Israël voor het herdenken van de Joodse slachtoffers van de Holocaust en de redders van Joden.

Januari 1943
Betty wordt geboren in Amsterdam, midden in de Transvaalbuurt. Het is januari 1943 en Betty heeft twee Joodse ouders en vier Joodse grootouders. Vader Louis Sarlui is dan al een paar maanden eerder weggevoerd uit Amsterdam. Wanneer moeder Schoontje zich ook als Joodse vrouw moet melden in de Hollandsche Schouwburg komt er een eind aan dit hoofdstuk.


Geef dat kind aan mij
Janna, de bovenbuurvrouw en beste vriendin van moeder Schoontje, is niet-Joods en zegt: 'Geef dat kind aan mij'. Zo geschiedde en terwijl moeder Schoontje richting Westerbork en Auschwitz wordt gebracht groeit de blonde krullenbol Betty op in een nieuw gezin met een vader Albert, moeder Janna, een broertje en een zusje. Betty wordt via omwegen 'ingeschreven' in het trouwboekje van dit niet-Joodse echtpaar. Janna vertelt dat ze vreemd was gegaan, want vader Albert is donker en van Surinaamse afkomst. 

"Albert, liep zo trots als een pauw met mij over straat in de kinderwagen. Daar lag ik, zonder Jodenster op mijn jasje, als een vrolijke baby. Ik heb 2,5 jaar bij hen gewoond. Toen Albert -die voor het verzet werkte- werd opgepakt, ben ik bij Janna gebleven en ik heb echt een hele liefdevolle start gehad midden in Amsterdam."

Tekst gaat verder onder de foto.

Hier zien we Albert, de kinderen en Janna.

Daar komt verandering in wanneer de biologische oom en tante van Betty, die een groentewinkel hadden om de hoek, terug komen uit Nazi-Duitsland. "Zij waren de enige overlevenden van mijn hele familie. Janna zorgde dat wij elkaar beter leerden kennen. Ik speelde bij mijn oom en tante als kind op woensdagmiddag bij hen boven de winkel, maar er was geen klik. Zij waren getraumatiseerd door de oorlog, hadden zelf geen kinderen en moesten ploeteren in de zaak. 

Nieuwe papa en mama
Op een zekere woensdagmiddag in september 1945 komt er een auto voorrijden en moest ik stel op sprong mee naar Laren met twee wildvreemde mensen. Het was het echtpaar Leo en Lien Rijxman. Zij namen mij mee en zeiden; wij zijn vanaf nu jouw nieuwe papa en mama." Later hoorde ik dat Janna woedend was; de familie Rijxman had mij zomaar meegenomen! Janna had jaren voor mij gezorgd en liefdevol omarmd en kon niets doen.

Laren
Betty bouwt haar leven op in Laren. Ze speelt vaak samen met haar neef Rob. Lien en haar zus hebben allebei een Joods weeskind in huis. Ze heeft vermoedens over hoe het destijds is gegaan: "Ik denk dat mijn moeder Lien zag dat haar zus 'zo'n leuk weeskindje had' en dat ze toen zelf ook wel zo'n kindje wilde. Mijn 'nieuwe' ouders uit Laren waren welgesteld, ik heb aanwijzingen dat er voor mij betaald is," zegt ze met gemengde gevoelens.

Pronkpoppetje
Betty heeft het niet erg naar haar zin in Laren. Ze moet vaak het 'pronkpoppetje' spelen. Zo mooi als ze is met haar krullen en ook nog eens gezegend met een goed stel hersenen doet ze wat van haar verwacht wordt. Toch is ze altijd een buitenstaander. "Ik herinner mij nog dat ik in 1959 aan de rechter toestemming moest geven voor de adoptie. Ik was 16 en zat op het Gymnasium. Ik weet nog heel goed dat ik niet geadopteerd wilde worden. Ik was nog de enige van mijn familie met de naam Sarlui en wilde de familienaam in ere houden. Toch mocht het niet baten en kreeg ik de naam Rijxman." 

Tekst gaat verder onder de foto.

Betty als kind op schoot bij haar moeder Lien.

Haar Larense ouders houden de kaken dicht op elkaar als er vragen komen over haar afkomst. Ze zeggen dat ze uit de Berg Stichting komt, een Joods weeshuis dat voorheen te vinden was in Laren waar nu scholengemeenschap Laar en Berg zit. Toch is ze nieuwsgierig, eerst in haar studententijd, later als de kinderen geboren worden. Maar ze gaat pas zoeken naar haar afkomst als zowel vader als moeder Rijxman overleden zijn. Ze is dan al 65 jaar oud.

Onderduikgezin
Betty komt erachter dat ze een tijd in een onderduikgezin heeft gezeten. "Ik had wel herinneringen die ik niet goed kon plaatsen over een donkere man, een vrouw en twee oudere kinderen. Omdat ik meer wilde weten begon ik mijn zoektocht bij de Stichting Oorlogspleegkinderen. Wat bleek? Daar kwam ik helemaal niet voor in het archief! Ik dacht direct: waar kom ik dan vandaan? Door een brief met al mijn details te sturen naar het stadsarchief in Amsterdam vonden ze binnen een kwartiertje de naam Wittenberg. De achternaam van Albert en Janna. Er waren in die tijd niet veel donkere mensen in Amsterdam dus daardoor konden ze Albert snel vinden. Via de gezinskaarten kwam ik er al snel achter dat ik als baby in dit gezin was ondergebracht."

Gered
"Janna en Albert hebben mijn leven gered, maar hebben de oorlog niet overleefd. Alleen Tine, dochter van Janna en Albert, bleek nog te leven. Ik wilde heel graag van haar horen wat er met mij als kind was gebeurd. Via de persoonsregistratie in Amsterdam had ik binnen een paar dagen al een telefoontje van Tine, ze bleek gewoon in Amsterdam-Noord te wonen. Ze was 8 jaar oud toen ik als baby bij haar in huis kwam. Ze had mij zoveel te vertellen! We spreken af en ze zei: 'Ah ik herken je direct aan jouw ogen!' Ik hoorde dat Janna mij gezocht had en altijd om mij heeft getreurd. Op dat moment viel de puzzel voor mij langzaam in elkaar."

Tine
Ik heb Tine helaas maar één keer gezien terwijl ik nog 100.000 vragen had. Ze overleed vrij plotseling. Gelukkig heb ik met Willem, de oudste zoon van Tine goed contact. Wij hebben samen het spoor van de Surinaamse Albert verder onderzocht. Daar kan ik ook nog een heel verhaal over vertellen, maar het was vreselijk om te horen hoe hij is opgepakt en als krijgsgevangen in Vught zat. Ik heb nog handgeschreven briefjes van hem teruggevonden. Hij moest in Duitsland een dodenmars lopen. En uiteindelijk is hij met vele anderen opgesloten in een brandende schuur in het Duitse Gardelegen om het leven gekomen. Dat was één dag voor de bevrijding."

Yad Vashem
Betty zou Betty niet zijn als zij via de Yad Vashem stichting een onderscheiding aanvraagt voor Janna en Albert. "Die onderscheiding is in 2009 postuum uitgereikt aan de kleinkinderen van Albert en Janna. Ik heb mij jarenlang voor deze stichting ingezet, nu kon ik ook mijn eigen geschiedenis hieraan verbinden. Ik had voor het eerst het besef; dit hele verhaal over de Holocaust, dat gaat niet alleen over anderen, het gaat ook over mij," zegt ze. 

Tekst gaat verder onder de foto.


Nooit hun stem
Betty bladert nog één keer door haar fotoboek met zwart-wit foto's uit haar kindertijd terwijl ze haar verhaal doet. "Ik heb alleen een trouwfoto van mijn ouders. Kijk eens naar deze foto, ik lijk sprekend op mijn moeder. Mijn jongste zoon lijkt op mijn vader en daar schrik ik wel van. Nog steeds vind ik het jammer dat ik nooit hun stem zal horen, dat ik nooit zal weten van wie ik eigenschappen heb geërfd of dat ik zal weten hoe mijn opa of oma eruit hebben gezien. Zondag las ik in kamp Westerbork de namen van mijn omgekomen familieleden in Auschwitz. De bevrijding van het kamp kwam voor hen te laat."

Uit de krant